Als ik later dood ben, dan weet je niet wie ik was. Je weet dan wat je van me dacht, vond, vermoedde. Maar nooit vroeg je echt naar mij. Aan mij.

Je kent niet de oneindig lange gangen, de kamers, de steegjes en geheime plekken in mijn hoofd. Mijn hoofd, dat is opgebouwd als een honingraat. Alle kamers met elkaar verbonden. Alles bereikbaar vanuit elke plek. Voor mij. Ik ken de shortcuts. De teleports. Ik kan me daar verschuilen. Of ronddwalen. Het is zo prettig in mijn hoofd. Zo knus. Zo ik.

En ja, ik ben misschien een beetje ‘anders’. Met mijn fotografisch en auditief geheugen, en daarom ook de honingraat en alle laatjes. Alle dingen krijgen een mooi plekje. Ik ben er nooit iets kwijt. De kamertjes en vakjes gaan vanzelf open als ik er langs loop. Associaties lopen van het ene kastje naar het andere en maken een creatief filmpje of collage van alles wat ik zie. Hele boeken kan ik citeren. Liedjes die ik drie keer heb gehoord als kind van vier op de camping kan ik nu nog meezingen. Herinneringen zelfs van toen ik in de wieg lag. Je hebt er niks aan maar het is hoe ik werk. Als het me interesseert bewaar ik het. In mijn hoofd. En ik ben zuinig op mijn kamertjes. En de pakketjes die erin liggen. In principe is iedereen welkom in mijn archief. Maar....

Wanneer een bepaald ding over mij in kamer negen ligt, dan kunnen we niet direct naar kamer negen. Soms moet je bepaalde dingen eerst weten, of je zou dingen verkeerd interpreteren. Want dat is wat mensen doen. Interpreteren. Op basis van hun eigen data. Dan komen er zinnen als, “oh ja, je bedoelt natuurlijk x, y, z.” Nee dat bedoel ik niet. Dat is wat je verwacht. Ongeduldig als je bent. Niet wat ik bedoel. Of wil laten zien. Wanneer je naar iets over mij vraagt gaan we naar die kamer waar dat specifieke pakketje met antwoorden ligt. Maar wanneer we op weg zijn naar kamer negen en bij kamer zeven begin je over jezelf... dan gaan er geen nieuwe deuren open. Niet uit protest. Maar blijkbaar wil je over jou praten. Of over wat jou bezig houdt nu naar aanleiding van ons gesprek. Of over je mening. Dan verschuiven we samen naar een andere lijn. De lijn die gaat over jou. Een ander gesprek. Alles wat we tot dan toe hadden besproken verpak ik in een mooi pakketje en dat blijft dan in kamer zeven. Sowieso had ik al nooit de behoefte om te praten. Dus het maakt me ook niet uit. Mensen praten graag. Sociale gesprekjes. Vrijwel nooit uit echte interesse. Vaak als aanleiding om hun mening te kunnen verkondigen. En het is zo jammer. Soms praat ik met mensen en dan denk ik, straks, als ze dood zijn, dan zijn al deze verhalen weg. Al die kennis. Al die mooie achtergrondverhalen. Verdwenen. Hoeveel mensen kwamen tot de kern van hun hoofd? Mensen zijn zo mooi. Zo boeiend. Mysterieus. Als schatkamers vol met onontdekte verassingen.

Soms, als ik me wel eens niet zo goed voel dan vind ik dat zo jammer. Die desinteresse in elkaar. Het altijd maar bezig zijn met jezelf. Met wat iets voor jou betekent als iemand iets zegt of uit of denkt. Je hoort het in de taal. De uitingen. “Je denkt zeker dat ik.......” Gebaseerd op aannamen. Ideeën. Vrijwel nooit hoor je iemand iets rustig navragen bij de ander. De ‘aanval’ is zo ernstig. Het wijzen, blijkbaar, op een onderdrukt idee over jezelf, dat mag natuurlijk niet geraakt worden. En dus in de verdediging. Rechtzetten. Het beeld wat iemand over zichzelf heeft opgebouwd moet natuurlijk wel in stand blijven. Iemand mag niet iets over jou denken wat dat beeld zou kunnen bedreigen. En precies dat zijn de momenten dat ik met iemand zou willen praten. Dat ik met zo iemand naar zijn hoofd, zijn heiligdom zou willen. Geboeid. Wat maakt het. Wat drijft het. Wat zijn de ideeën erachter. Wat gelooft zo iemand over de wereld, de mensen, zichzelf. Ik vind het zo ontzettend boeiend. Altijd gevonden.

Honderd miljoen ervaringen brengen mensen op een punt dat maakt dat ze op een bepaalde manier reageren. Het is jammer dat goed en fout er zo dik in zitten. Ik zou het zo leuk vinden om te praten zonder die lading. Soms tref je mensen die het kunnen. Die praten over hoe bepaalde aspecten van hun opvoeding hebben gemaakt dat ze nu bepaalde mechanismen hanteren. Die voorbij de schuldvraag zijn en de processen kunnen zien. Dan gaan ineens deuren open die door de schuldvraag dicht bleven. Dat vind ik mooi. Openheid. Praten zonder verwijten of argwaan. Mensen met zelfvertrouwen. Die zijn prettig. Die hebben dat niet meer. Het moet uiteraard wel echt zijn. Anders is er weer de kans dat je door die nepzekerheid heen prikt. Dat je per ongeluk iets raakt wat ze juist niet wilden zien of voelen. Die ze wilden verbergen. Dingen die pijnlijk zijn. Soms zou ik willen roepen: ik wijs je niet af als je je onzeker voelt. Wees gewoon jezelf. Het is geen afgang. Maar de afkeuring van henzelf is dan zo erg dat alle deuren dicht gaan. Ik weet ook dat het niet makkelijk is.

Als iemand contactgestoord was was ik het wel. Niemand liet ik toe. Niemand. Zo vaak raar gevonden, zo vaak vreemde blikken. Nu weet ik dat ook ik gewoon niet meer zag dan wat ik dacht te zien. Mocht iemand me toen al boeiend hebben gevonden dan kon ik dat niet zien. Ik kon het ook letterlijk niet zien. Want ik vond het zelf niet en kon het dus ook niet accepteren van anderen. Ik verweet mensen van alles. Onbegrip vooral. En ik was teleurgesteld. Nu na jaren met Tom, die me soms pijnlijk confronteerde met het feit dat ik zelf degene was die mij afkeurde en dat anderen dat niet deden, is het beter. Bij hem is mijn zelfvertrouwen gegroeid. Als cellen in een kweekbakje :D, om er maar weer eens een analogie op los te laten. Honderden Wake Up Courses doen wel wat met je. En ik had het nodig. Ik ben zo blij met mij nu. En soms heb ik het moeilijk. Maar ik kijk nu niet meer naar anderen voor bevestiging. Hang niet meer aan anderen. Tom neemt ook nooit de rol op zich van van helper. Maar laat me juist zien dat ik het zelf kan. En dat was onwennig. Ik was zo gewend aan helpers. Mensen die mij wel even gingen vertellen hoe ik mijn problemen moest oplossen. En dan beledigd waren als ik het op mijn manier wilde doen. Zelfs de strijd om het op mijn manier te mogen doen was ik gewend. Dat merkte ik pas toen het bij Tom niet was. Dan merk je pas hoezeer je in rollen zit. Hoe je verwacht dat mensen op een bepaalde manier reageren. Maar Tom doet niet aan rollen. Tom is Tom. Met een rotsvaste eigenheid. En met vertrouwen in anderen. Dat ze het zelf kunnen. Maar wanneer je daar zelf nog niet in gelooft is dat een vreemde gewaarwording. Omdat, in ieder geval in mijn leven, wanneer ik problemen had mensen goedbedoeld de leiding over mijn leven van me overnamen. Me stuurden of dwingend suggereerden. Niet begrijpend dat ik vooral wilde praten om mezelf naar meer inzicht te praten. Niet om advies te krijgen. Het heeft echt een tijd geduurd voordat ik uit die verdedigingsstand was. Niet meer het gevoel had dat ik overal voor moest vechten. Voor mezelf moest vechten. Het besef dat vechten niet nodig is is een van de mooiste dingen die ik bij Tom heb geleerd. Dat heeft zoveel rust gegeven. Van een leven lang vechten naar ontspanning, vertrouwen en rust. Van mensen toelaten in plaats van afhouden. Misschien dat daarom ook het stukje kwam over hoe mijn hoofd werkt. Met mijn honingraat.

Pas nu zijn mensen welkom wanneer ze zouden willen. Pas nu heb ik niet meer het idee dat ze het eigenlijk toch niet echt willen weten. Dat ze me eigenlijk niet boeiend vinden en toch alleen maar over zichzelf willen praten. Dankjewel Tom. Voor die inzichten. Je openheid (waardoor ik het zelf ook kon zijn) Het zelfvertrouwen, de rust, de prettigheid en alles wat je brengt met je Wake Up Courses, workshops en gesprekken. Een rots in de branding, en voor mij een avontuur. Dankjewel ?


Veel liefs,
Monica

Totaal aantal keer gelezen: 288
Vandaag: 1